Giri (trouwheid) is een van de belangrijke waarden die we terugvinden bij het traditionele Japanse karate-do. Paul Starling, Shihan Hanshi (8.DAN) en vice-president van de I.K.G.A. heeft over dit onderwerp een interessant artikel geschreven dat heel goed weergeeft wat we hieronder kunnen verstaan. Omdat we volledig achter de inhoud van dit artikel staan, wordt hieronder een Nederlandse vertaling van de originele tekst weergegeven. Onze dank gaat dan ook uit naar Paul Starling Hanshi, voor zijn bereidwilligheid ons de toestemming te geven om de inhoud van zijn artikel te publiceren.
Website Paul Starling Hanshi (Sydney Gojukan – Australia): http://www.gojukai.com.au
Giri (義理) wat is het?
Een artikel door Paul Starling, Hanshi.
De Japanse krijgskunsten hebben een concept genaamd “giri”, wat zoveel betekent als “loyaliteit” of “verplichting” tussen leerling en leraar. De betekenis hiervan wordt op grote schaal in Japan begrepen en toegepast, maar niet zo zeer in het Westen … om redenen die verder in deze tekst duidelijk zullen worden.
Op Okinawa, de bakermat van het Karate-do, is dojo meestal in het huis van de sensei’s, vermits het eiland niet rijk was en dus ook slechts beperkte trainingruimte had. Zodoende werd het grootste deel van de trainingen in huis of in de tuin georganiseerd. De groepen waren klein, en de studenten, slechts een handvol, werden gekozen door de instructeur.
Het was (en is nog steeds) de bedoeling van elke sensei om ten minste een student te vormen (meer indien mogelijk) die zijn gehele systeem bestudeert, om alzo alles onder de knie te krijgen, en uiteindelijk de school over te nemen en de kunst van de leraar verder te zetten.
Daarom kiest de sensei, die zijn hele leven bezig is met het beheersen van zijn kunst, voor een of meerdere leerlingen die zijn school “erven”. Hij traint ze in alle aspecten van het karate-do in de verwachting dat deze student(en) in ruil trouw zou/zullen blijven aan zijn/hun sensei, hem zijn/hun loyaliteit en respect geven, door iets terug te doen voor de school.
Het was een een-op-een relatie, waarbij de leraar de leerling alles toonde wat hij wist. In ruil daarvoor zou de student zijn sensei altijd erkennen als zijn leraar, en hem helpen tot hij klaar was om de school zelf verder te zetten (te “erven”).
Dit is de manier waarop Karate-do is bedoeld, analoog met een vader/zoon (of dochter) relatie. De sensei is de “vader” van de student en deze laatste is de “zoon” of “dochter”. De “vader”voedt de kinderen op in het karate-do en wanneer ze opgroeien blijven ze bij de “vader” om hem te helpen of, zelfs als ze hem verlaten, zullen ze hun “vader” altijd als dusdanig erkennen om naar hem terug te keren wanneer ze kunnen.
In het Westen beschouwen veel mensen karate zoals winkelen in een supermarkt. Zij kiezen een aantal producten, gaan naar de kassa en betalen. [“Hier is mijn € 5.00 , geef me dan nu ter waarde van € 5.00 karate”] Als ze het dan na een korte tijd niet meer leuk vinden, zullen ze volgende keer een ander merk of product proberen.
Zulke mensen realiseren zich niet dat het leren van om het even welke stijl, (traditioneel) Karate-do een leven lang training vraagt. Vraag het maar eens aan meesters als Yamaguchi sensei, aan mensen die hun hele leven lang hebben opgeofferd om een karate-do stijl te leren en te onderwijzen.
Dit leidt tot het conflict tussen “sport karate” en de kunst van het “karate-do”. “Sport karate” moedigt mensen aan om winnaars te zijn, door het verslaan van anderen in kumite of kata. “Karate do’ leert dat je je eigen tegenstander bent, en dat je er altijd moet naar streven om jezelf te verbeteren, wat niet noodzakelijk moet gebeuren op kosten van iemand anders.
Daarom moet je in sport karate – als het winnen het enige is wat telt – niet zo zeer trouw blijven aan je leraar. Je kan kiezen, en je “sport karate” aanpassen van de ene stijl naar de andere. Als je op een ogenblik niet (meer) kan winnen onder sensei A, dan kan je gaan trainen bij sensei B. Misschien kan hij u op dat ogenblik wel helpen om te winnen.
Ik heb de laatste tijd gemerkt op tornooien dat leerlingen houden van wisselen, niet alleen van leraar tot leraar, maar ook van stijl naar stijl. Bijvoorbeeld: in april doen ze mee aan een toernooi en vertegenwoordigen “Do Take One” (vrij vertaald: “doe eerste deel”), en in mei dragen ze de badge van “Dim Sim Do”. Dan tot slot (?), in juni, kampen ze voor “No Kan Do” (vrij vertaald uit Engelse uitspraak: ik kan het niet).Met andere woorden, ze kunnen een beetje van veel, maar veel van niets.Er is niets mis met het leren van andere stijlen of systemen. Ik studeer kata van andere stijlen, en kan een aantal van hun kumite technieken integreren in mijn trainingen, maar ik denk niet aan het veranderen van stijlen of voorkeuren! Wedstrijdkampioenen komen en gaan, ze hebben een beperkte levensduur. Beoefenaars van karate-do hebben geen grenzen. Ze kunnen hun hele leven trainen op het beheersen van de basisbewegingen, kata, bunkai, yakusoku kumite (gevecht volgens duidelijke afspraken), vrij vechten, makiwara training, ademhaling, meditatie, zelfverdedigingstechnieken, enz.
Ik kijk echt goed naar een drager van een zwarte band in een andere stijl alvorens hem of haar te aanvaarden als mijn leerling. Ik heb er door de jaren heen velen afgewezen. Ik moet hun karakter en hun reden voor het veranderen begrijpen alvorens ze te aanvaarden. Als ik dat doe, is het meestal omdat ze in wezen een goed mens zijn, met een oprechte wens om Karate-do te leren voor zelf-verbetering – niet alleen om wedstrijden te winnen, of om naam en faam te maken voor zichzelf.Mensen kunnen fouten maken in het begin, door lid te worden van een school door onwetendheid. Misschien veranderen ze hun motieven voor de opleiding, en zoeken ze daarna een nieuwe weg. Misschien hebben ze zich aangesloten bij een “wedstrijdgerichte” school, en beseffen ze plotseling dat er meer is dan alleen het winnen van een karatewedstrijd. Misschien sloeg hun oude instructeur hen, of werd er te veel geld van hun gevraagd.
2. Bestudeer de houding van de lesgevers ten opzichte van hun leerlingen, het gedrag van de leerlingen, de discipline tijdens de les, enz. alvorens een keuze te maken.
3. Van zodra je je engageert – indien u ernstig overweegt om vele jaren bezig te zijn met karate-do – blijf dan bij die ene stijl en die bepaalde instructeur.
5. Als u wilt deelnemen aan wedstrijden, zorg ervoor dat je eigen stijl voor u kan “werken”.
6. Alle stijlen zijn effectief mits ze goed worden aangewend. Elke stijl heeft ook voor-en nadelen. Leer wat deze zijn, en hoe je maximaal voordeel kan halen uit het gebruik van uw sterke punten en door het overwinnen van je zwakheden.
7. Wees niet egoïstisch. Je moet geven en nemen. Neem de kennis van je leraar op en, geef hem uw trouw als wederdienst. (Giri)
Je sensei neemt je als een baby in het karate (een witte band). Hij leert je en helpt je te groeien naar volwassenheid in het karate – doorheen de gele band, groene, bruine band,zwarte band, en tenslotte ook je Dan-graden.Waarom zou je dan je sensei afwijzen? Hij is slechts een man, een mens. Hij heeft zijn sterke en zwakke punten. Niemand is perfect. Hij is nog aan het leren, net als u, in de levenslange reis bekend als “Karate-do”. Waarom niet samen leren?
Geef uw sensei de loyaliteit die je hoopt dat je studenten u op uw beurt zullen geven wanneer je zelf uiteindelijk hun sensei zal geworden zijn…
translated text (Dutch) Copyright © Joachim Van Opstal, Renshi, All rights Reserved